Kinderoefentherapie is een specialisatie binnen oefentherapie Cesar.
Een kinderoefentherapeut behandelt kinderen met motorische problemen wanneer er negatieve invloeden zijn op hun dagelijks functioneren. Hierbij kan gedacht worden aan het niet goed meekomen tijdens een gymles, het buitenspelen, moeite met kleuren en schrijven. De therapeut sluit tijdens de behandeling aan bij de activiteiten waarmee het kind moeite heeft. Spel en plezier in bewegen staan daarbij centraal.
Wanneer kinderoefentherapie?
Kinderen van 0 – 4 jaar
In de eerste jaren ontwikkelen en groeien kinderen snel, zelfs sneller dan in enig andere fase van hun leven. Van pasgeboren baby naar de peuter die rondrent, ravot, springt en overal op klautert: spelenderwijs leert het vaardigheden die in de rest van hun leven onontbeerlijk zijn. Meestal gebeurt dat spontaan en goed. Soms ontwikkelt een baby de voorkeurshouding of loopt een kind achterstand op in de motorische ontwikkeling.
In onderstaande situaties verdient het aanbeveling voor de baby of peuter hulp en ondersteuning van de kindertherapeut in te roepen:
- het achterblijven in de ontwikkeling van het rollen, kruipen, zitten, staan, lopen;
- het niet soepel bewegen;
- weinig initiatief tonen of nemen of weinig onderzoekend zijn;
- een asymmetrische houding (voorkeurshouding);
- een scheef of afgeplat hoofdje;
- een te hoge spierspanning (dit gaat vaak gepaard met overstrekken en huilen);
- een te lage spierspanning (een kind voelt dan te slap aan);
- angstig of onrustig zijn;
- veel vallen of zich niet goed opvangen bij dat vallen.
Kinderen in de basisschoolleeftijd
Het signaleren van dergelijke problemen gebeurt vaak door de ouders of op school.
Deze signalen kunnen verband houden met problemen in de motoriek van het kind.
Voorbeelden daarvan zijn:
- niet goed met beide benen tegelijkertijd kunnen afzetten of springen;
- moeite met hinkelen en/of huppelen;
- angst met bewegen buiten of bijv. in een gymzaal;
- moeite met knip- en/of knutselwerkjes;
- krampachtig schrijven en/of onrijpe penvoering;
- vaak vallen en/of botsen;
- niet mee willen doen met bewegingsactiviteiten of juist nergens gevaar in zien;
- na de leeftijd van 6 jaar nog wisselen van hand tijdens teken- of schrijfopdrachten.
Onderzoek en behandeling
De kinderoefentherapeut onderzoekt, observeert en beoordeelt. Het begint met een intake, waaruit een hulpvraag volgt. Dat kan vanuit het kind zelf, of op verzoek van de ouders / verzorgers en/of de leerkracht. Passend bij de leeftijd van het kind ontstaat met gebruikmaking van verschillende testvariaties een duidelijk beeld van de motorische ontwikkeling. Hiervan wordt een verslag gemaakt en dit wordt met de ouders/verzorgers besproken. Na toestemming van de ouders gaat het verslag ook naar de verwijzende arts en de school.
Wanneer oefentherapie hulp kan bieden, wordt de individuele behandeling gestart. Aangezien plezier in bewegen voorop staat, wordt de oefentherapie spelenderwijs aangeboden. De resultaten worden vastgelegd in een contactschriftje voor thuis en eventueel de school.
Kinderoefentherapie wordt door zorgverzekeraars vergoed. Kinderen tot 18 jaar hebben recht op 18 behandelingen per jaar. Een aanvullende ziektekostenverzekering biedt in een aantal gevallen mogelijkheden tot uitbreiding van dit aantal. Wij adviseren u hierover vooraf met de zorgverzekeraar contact op te nemen.